Op vrijdag ga ik op “avontuur”. Ik kan wel janken van geluk!
Mijn plan was QISS-IT (mijn huidige werk) en Dos Mundos (mijn oude stage adres) te bezoeken, met daarbij Myra, Mayrelin en Carlos. Ik wilde mijn oude huis bezoeken en eigenlijk ook de plek waar ik was overvallen en de route naar mijn stage bij het WTC-gebouw en voor de rest is mijn verleden hier wel voorbij denk ik zo. Ik weet het.. het is vreemd en misschien niet bijzonder nuttig om plaatsen te bezoeken waar nu niets meer is voor mij, maar het roept herinneringen op en raakt mij en dat vind ik interessant.
Op vrijdagochtend word ik afgezet in Salinja en bezoek het kantoor van QISS-IT, na een half uurtje neem ik al afscheid en begint mijn avontuur. Ik loop 25 minuten langs de drukke weg naar het kantoor van Dos Mundos. Daar word ik enthousiast ontvangen. We praten bij en halen herinneringen op. Als Carlos evenlater binnenkomt biedt hij mij een lift aan naar Punda en geeft mij motiverende woorden mee om er voor te gaan, mijn droom om schrijfster te worden!
Eenmaal in Punda loop ik weer naar Pietermaai, terug naar het studentenhuis net als die avond ervoor, maar nu ben ik alleen. Even twijfel ik of het verstandig is, maar dit was mijn doel dus ik ga het gewoon doen, de route lopen waarop ik 9 jaar geleden was overvallen, daarna ben ik er nooit meer geweest. Ik was vergeten hoe lang de straat was.
Ik kom langs een vervallen villa en blijf even stilstaan, zou hier nog iemand wonen? Nadat ik een foto neem loop ik door. Ik loop een man voorbij, hij roept mij vragend achterna: “ben je model?”
“Nee.”
“Je bent mooi.”
“Dank je.”
Ik loop door. Zes bouwvakkers zoeken contact, maar meer dan dushi versta ik even niet. De afstand is te groot. De weg naar de plek van het overval lijkt eindeloos, alsof ik een deel van die route uit mijn herinnering verdrongen heb. Wanneer ik na zo ongeveer 35 minuten de plek zie knijpt mijn keel een beetje dicht en voel ik lichte duizeligheid. Ik probeer zo diep en rustig mogelijk te ademen om mijn emotie onder controle te houden. Ik wist niet dat ik het nog niet helemaal verwerkt had of moet ik gewoon eten? Ik vervolg mijn route, koop onderweg een pastechi met kip en een flesje cola en ga verder naar de duikschool, net als op die dag ik 2009, waarschijnlijk ken ik daar niemand meer dus ik draai om en begin aan dezelfde route terug. Mijn huisgenootje had mij 9 jaar geleden verteld dat ik beter niet dezelfde route kan lopen als de heenweg, mensen hebben je dan al gezien en als zij je kwaad willen doen dan wachten ze tot je terugkomt. Mijn boodschappentas was zwaar in die tijd en ik nam toen de kortste route terug, net als nu, dezelfde weg. Ik zie de muur waar de drie jongens toen tegen aanleunde voordat ze achter mij aan kwamen. Ik had al een vermoeden dat ze iemand zouden overvallen, maar ik had niet bedacht dat ik het zou worden en begroette ze toen met “bon dia”, ze reageerden niet.
Ik loop door en een man met enorm rode adertjes in zijn ogen begroet mij en vraagt of het goed met mij gaat. Ik bevestig dat en vraag hoe het met hem gaat. Met hem gaat het ook goed. Hij ziet er uit alsof hij niet snel kan lopen, gelukkig maar. Ik loop verder en een man komt uit zijn huis en vraagt vanachter zijn hek of ik binnenkom, ik versnel mijn passen, hij komt achter zijn hek vandaan en loopt een stukje achter mij aan, maar houdt gelukkig afstand en verdwijnt weer. Waar ben ik ook alweer aan begonnen? Ik zit vol waanbeelden op deze route.
Evenlater begroet een vriendelijke man mij vanaf de overkant. Ik groet terug. Rustig aan steekt hij over en loopt achter mij. Dan komt hij naast mij lopen, op blote voeten.
“Loop je hier stage of ben je op vakantie?”
“Ik ben op vakantie. Ik heb hier 9 jaar geleden stage gelopen.”
Hij praat accentloos Nederlands. “Ben jij in Nederland geweest?”, vraag ik hem.
“Ja. Ik werkte voor Philips en woonde in Amsterdam en Utrecht en Groningen.”
“Tof. Leuke steden.”
We passeren de bouwvakkers en ze zoeken weer contact, maar nog steeds versta ik ze niet.
“Ssst jongens. Dit is mijn ex”, reageert de man naast mij, terwijl hij zelf in de lach schiet.
Ik kijk hem bedenkelijk aan.
“Waar ben je geweest?”, vraagt hij dan.
“Bij een duikschool.”
“Oh, Je maakte net een foto van mijn huis?”
“Welk huis?”
“Dat groene huis. Ik vroeg of je model was.” Dat hij dat was, was ik alweer vergeten.
“Oh. Dat grote groene vervallen huis?”
“Ja die! Ik kraak hem.”
“Wat vet!! Ik vroeg het me al af of er iemand woonde. Ik vind het het mooiste huis in deze straat. Het is zo mysterieus, zo inspirerend.”
Hij lacht: “Soms woon ik hier. Soms in het grote rode huis hiernaast. Ik zal je eerlijk vertellen, ik heb tien jaar in de gevangenis gezeten. Ze hebben mij opgepakt in Venezuela.”
“Oh. Klootzakken”, grap ik.
Hij kijkt mij fronsend aan en lacht.
“Dat ze je gepakt hebben.”
“Ja, misschien wel goed. Het hoort niet.”
We komen weer aan bij het groene huis. We stoppen met lopen.
“Tja… Mag ik een rondleiding?”
“Jawel. Pas op voor je hoofd.”
Ik buk onder de ijzeren spijlen door en loop het terein op. Ik word hysterisch enthousiast als er een puppy op mij afkomt. De man roept de andere 3 puppies ook, allemaal hebben ze een ingewikkelde niet te onthouden naam.
“Kijk dit was de waterbak. Hier woonde ik, maar ze hebben mijn dak gestolen.”
“Je dak gestolen?”
“Ja. Het was van golfplaten.”
“En het huis. Kunnen we daar in?”
“Nee. De tweede verdieping is naar beneden gevallen en ligt nu op de eerste. Er zitten gaten in de grond. Het is gevaarlijk.”
“Oke, jammer.”
“Ja, ik kan je wel de jacuzzi laten zien. Die ligt aan zee.”
We lopen naar de zee. Ik moet over een paar gaten in de grond heen stappen. En daar komen we zijn ‘jacuzzi’ tegen.
Even later lopen we terug naar het hek aan de straatkant. Hier komen af en toe mensen langslopen dat vind ik toch iets prettiger, want ik hou van praten over confronterende onderwerpen en heb geen idee hoe hij op mijn vragen gaat reageren.
“Hoe komt het dat je in de gevangenis kwam?”
Eerst werkte ik voor Philips en toen ben ik gepakt met drugs smokkelen. 20x ging het goed. Ik wilde stoppen en moest van het kartel nog 1x smokkelen en toen ben ik gepakt. Ik was mijn geld en mijn vrijheid kwijt. Ik had echt heel veel verdient. Alles moest ik inleveren.”
“Oh. Hoe was het in de gevangenis?”
“Raar. Het verandert je. 10 jaar van je leven vormt je toch. Nu was ik auto’s.”
“Met zout water?”
“Nee. Zoet water.”
“Ken je Richard? Die choller die hier 9 jaar geleden verbrand was?”
“Ja, die was echt gek.”
“Dat was onze vriend.”
“Ja die hing altijd bij studenten. Wat heb je gedaan in deze straat?”
“Ik woonde hier vroeger, op Pietermaai en ik ben naar een duikschool geweest”.
“Oh ja, dat zei je al.”
“Ik wilde de straat doorlopen, gewoon om te weten hoe het voelt. Ik was hier 9 jaar geleden overvallen.”
“Door drie jongens?”
“Ja.”
“Die ken ik. Ze zijn nu begin 20. Dat doen ze nog steeds.”
“Met wapens?”
“Ja.”
“Ze zijn gevaarlijk. Ze hebben mij pas ook aangevallen. Volgens mij had dat een overval voorkomen.”
“Oh.”
“Ze hebben 2 hondjes van mij gestolen en met een advertentie op internet gezet: “Choller kan niet voor zijn hondjes zorgen.”
“Choller..”, reageer ik.
“Een overval blijft je je leven lang bij”, vervolgt hij. “Bij elke donkere man denk je er aan?”
“Alleen in het begin soms”, geef ik een beetje beschaamd toe.
“Dat hebben vrouwen die verkracht zijn ook.”
“Ik weet het.”
“Sorry.”
“Geeft niet.”
“Weet je.. ik pleegde vroeger ook overvallen bij feesten. Gewoon in kroegen of discotheken, maar ik kon het niet meer, emotioneel niet. Ik zou gek worden als het bij mijn moeder gebeurde.”
“Of bij je zus?”
“Ja, of mijn vrouw. Ik vond het wel erg toen ik besefte dat je iemand iets aan doet voor de rest van zijn leven.”
“Tja..”
“Hoe heet je eigenlijk.”
“Janneke, en jij?”
“Damoriën, dat betekent, zonder liefde, heb ik ontdekt. Mijn ouders wisten dat niet ik ben vernoemd. Ze hadden niet gedacht dat ik slim genoeg was om achter de betekenis te komen.”
“Oh. Ik denk niet dat jij zonder liefde bent.”
“Hoezo niet?”
“Gewoon, hoe je voor die hondjes zorgt.”
“Ja, klopt. Ik heb wel liefde.”
Stilte.
Heb je een vriend?”
“Ja”
“Ben je gelukkig?”
“Ja”
“Daar heb ik respect voor.”
“Dank je.”
“Maar die vlek op je been stoort me.”
“Dat wondje?”
“Nee, dat zand.”
“Oh. Niet vrouwelijk he?”
“Nee.”
“Maakt niet uit.”
Hij schiet in de lach.
“Ik ga zo weer weg.”
“Wat ga je doen?”
“Slapen.”
“Waarom?”
“Ik hou van slapen.”
“Ik slaap niet meer. Ik heb in de gevangenis al genoeg geslapen voor de rest van mijn leven.”
“Ik niet.”
“Nee. Hoe ga je naar huis?”
“Ik schaam mij om het je te zeggen, maar mijn leven is makkelijk. Als ik bel word ik met 40 minuten opgehaald”, zeg ik.
“Ik snap wat je bedoelt”, antwoord hij: “mijn leven is ook makkelijk. Ik doe waar ik zin in heb, praat met mensen, honden en andere dieren en dingen.”
Zo had ik het nog niet bekeken.
“Ik heb een blog. Mag ik over je schrijven?”
“Ja.”
“Mag ik dan een foto maken?”
“Met jou?”
“Ja. Je wordt niet meer gezocht?”
“Nee. Ik heb mijn straf uitgezeten.”
We nemen afscheid met een ‘box’.
“Bedankt voor vandaag.”
“Ja. Jij ook. Het gaat je goed. Pas op voor je hoofd als je weggaat. Anders raak je je geheugen kwijt. Ik heb dat hek al vaak vervloekt.”
Ik buk onder de stalen punten door, we zwaaien nog even naar elkaar en ik loop terug naar de stad. Weer een bijzondere ontmoeting en een levensverhaal rijker.
**sorry voor alle enters, het lukte even niet anders op mijn telefoon**